Mijn grootvader was huisslachter, mijn vader ook en ik ben de laatste generatie. Mensen weten nu helemaal niet meer wat een huisslachter is. We gingen bij de boeren langs om te slachten. Ik heb een paar jaar een eigen zaak gehad, maar meestal was ik onderweg. Ik ben nu 80 jaar en heb geslacht tot mijn zeventigste. En het liefst zou ik het nu nog doen, maar dat gaat niet meer. Het zou te zwaar zijn en bovendien mag het al jaren niet meer vanwege allerlei regels. Ja, een konijn of een kip slacht ik nog wel eens voor mensen hier in de buurt, maar daar blijft het bij.
Als ik bloed zie, leef ik helemaal op. Warm bloed is mijn leven. Ik was 13 jaar toen ik voor het eerst een varken dood schoot. Ik heb dat van mijn vader. Die lag op zijn sterfbed nog worst te maken. We deden het wel met dierenliefde. Ik heb in mijn hele leven niet een keer een varken tegen zijn poten geschopt. Ik heb de varkens altijd zelf doodgeschoten. De boer hield het varken vast. Ik schoot en gaf de steek en de boerin ving het bloed op in een kom. Daar werd dan bloedworst van gemaakt. Van een varken kon je wel een half jaar eten.
Ik heb altijd redelijk mijn boterham kunnen verdienen. Maar het slachtseizoen liep maar van 1 november tot 1 april. Daarna kon er niet meer worden geslacht omdat het te warm werd. De rest van het jaar zaten we in de fruithandel, maar ik was liever aan het slachten.
Dit jaar doe ik in november nog een keer mee als slager Johan Diepenveen een varken uitbeent en het vlees wordt verkocht.