Welk jaar het was kan ik me niet herinneren, maar ineens kwamen meisjes in de klas met hun poesiealbums op de proppen. Dat poesie voor poëzie stond had ik toen nog niet in de gaten.
Ik was niet de eerste jongen in de klas die zo’n albumpje toegeschoven kreeg, maar ontkwam er uiteindelijk toch niet aan.
Met het albumpje - als ware het mijn ziel - onder de arm keerde ik na school huiswaarts, mij afvragend wat ik in vredesnaam in zo’n ding moest schrijven. Gelukkig heb je dan je moeder achter de hand, maar tot mijn schrik wist zij mij ook niet direct te helpen. Ze had wel een goed idee: “Ga maar even bij mevrouw De Jong vragen.”
Mevrouw De Jong had in Nederlands-Indië had gewoond. Na een zwaar verblijf in een Japans interneringskamp was ze naar Nederland gekomen.
Gelukkig haalde zij haar eigen poëziealbum tevoorschijn en liet mij diverse gedichtjes zien, waaronder het exemplaar dat ik heb gekozen omdat ik het wel mooi vond. Als ik mij goed herinner was dat gedichtje in het Jappenkamp in haar album geschreven.
Het betreffende gedichtje heb ik in al de albumpjes geschreven die ik van klasgenootjes, mijn zusje en nichtjes toegeschoven heb gekregen. Het geheel werd opgefleurd door het plakken van de bekende poezieplaatjes.
Het schrijven in poëziealbums was op zich van korte duur, maar keerde terug toen we zelf kinderen kregen. Voor het album van mijn dochter verzon ik zelf een gedichtje, maar onze nichtjes kregen het aloude gedichtje in hun album. Het geheel probeerde ik op te fleuren met een bijpassend tekeningetje, hetgeen ik toch wat persoonlijker vond dan zo’n poezieplaatje.
Ons oudste nichtje heeft mij een foto van haar gedichtje gestuurd; een stille getuige van het feit dat het korte tekstje niet volledig tekstvast in mijn geheugen gegrift stond. Laat ik het de vrijheid van de schrijver noemen, die er uiteindelijk van heeft gemaakt:
Er staat een heel klein bloempje
verborgen tussen het riet.
Het riep wel duizend malen:
“Toe, vergeet mij niet.”