Begin jaren 1950 moesten de kinderen van slager Kwak uit Winterswijk iedere morgen, voor school, om 07.50 uur naar de kerk. Dat gold niet alleen voor hen, maar dat was heel gebruikelijk bij de rooms-katholieke gezinnen van die tijd. Wanneer je daarbij ter communie ging was het verplicht nuchter te zijn. Dat schreef het geloof voor. Na de Heilige Mis kon je niet meer naar huis, want dan moest je naar school. Er moest dus voor een ontbijtje gezorgd worden. Dat ging als volgt. Thuis werd 's morgens een klein flesje gevuld met warme thee waaraan flink suiker en melk werden toegevoegd. Met als resultaat een heerlijk zoet drankje. Het flesje werd in een krant gewikkeld om de thee warm te houden en gesloten met een stevige kurk. Het flesje mocht niet te groot zijn anders paste het niet in de jaszak. Verder kregen we twee boterhammen mee. Gewikkeld in perkamentpapier uit de slagerij. Broodtrommeltjes bestonden toen denk ik nog niet. We kregen altijd wittebrood belegd met dikke plakken leverworst of heel soms boterhamworst. Niet te vaak want die was een stuk duurder. Zoetigheid was er niet bij voor de kinderen van de slager. Worst was volop voorhanden en een stuk voordeliger. Na de kerkdienst haastten we ons naar de St. Josephschool, en dan mochten we binnen in de klas ontbijten. Niet te lang want buitenspelen was ook belangrijk en dat liet je niet glippen voor een ontbijtje.