De varkensblaas werd gebruikt voor het maken van een foekepot. Deze werd na het slachten en schoonmaken om het uiteinde van een glad stokje geknoopt. Zodanig dat het stokje in het midden zat. Het handigste was een bamboestokje want daar zitten verdikkingen op waarachter de blaas mooi blijft zitten. De blaas werd daarna over de rand van een aardewerken pot gespannen zodanig dat het stokje mooi omhoog stak. Wanneer de blaas zo droog was als een trommelvel kon de foekepot gebruikt worden. Hij werd tegen de borst gedrukt en vervolgens werd met een vochtige hand (even spugen) langs het stokje gepompt waardoor een ‘foek-foek’ geluid ontstond. Volgens de Achterhoeker “meester van Heuvel” Een alom bekende publicist werd de foekepot vaak gebruikt op de Vastenavond. De arme medemens trok dan langs de deuren van de notabelen en de grote boeren en zong verschillende liedjes als:
“Foekepotterije, foekepotterije,
geef mien un cent, dan goa ik weer veurbije.
ik heb geen geld um brood te kopen,
deurum mot ik met de foekepotte lopen.
Foekepotterije, foekepotterije,
geef mien un cent dan goa ik weer veurbije.”
Een heel geliefde zinsnede was ook:
“Vrouw, geef mi’j dit, vrouw geef mi’j dat,
Geef mi’j een stuk van het varken zien gat.”